Het determinerend vermogen van een toets is de mate waarin een toets daadwerkelijk onderscheid maakt tussen leerlingen die de leerdoelen voldoende of onvoldoende beheersen conform het Programma Toetsing en Doorstroom (PTD).

Een correctievoorschrift is een lijst met richtlijnen voor beoordelaars. Het bestaat uit een antwoordmodel dat aangeeft welke antwoorden juist zijn, een scoringsvoorschrift dat aangeeft hoeveel punten er worden gegeven voor het juiste antwoord of gedeeltelijk juiste antwoord en een beoordelaarsinstructie.

Een leerdoel omschrijft wat een leerling zich moet eigen maken op het gebied van één van de cognitieve niveaus: Reproductie, Training, Transfer en Inzicht.

Een toets is valide wanneer hij meet wat hij beoogt te meten. Een valide vraag is dan een vraag die meet wat hij beoogt te meten.

Een rubric is een beoordelingsmatrix waarin verschillende beoordelingscriteria beschreven worden op verschillende niveaus.

Succescriteria beschrijven wanneer een leerling voldoet aan het leerdoel. Hier kun je RTTI voor gebruiken.

Bij feedup maak je voor je leerlingen helder waaraan je tijdens een les of periode gaat werken en wat er van hen verwacht wordt. De leerdoelen, de manier waarop wordt beoordeeld en de succescriteria worden hierin verhelderd.

Bij peer feedback geven leerlingen elkaar feedback.

De mate waarin de beoordeling bij verschillende beoordelaars bij dezelfde toets onder dezelfde omstandigheden hetzelfde is.

Het toetsdoel is de reden waarom je toetst. Wat wil je van je leerlingen weten? Dus wat wil je meten? Het toetsdoel hangt nauw samen met de leerdoelen.